Het is juni 2018, de exacte datum kan ik mij niet meer herinneren. Er waait een frisse wind door het prachtige Rotterdam Centraal Station. De stations-piano is onbezet en er lopen maar enkele mensen rond, wat niet gek is gezien het tijdstip van half 2 ’s nachts. Op de bankjes, tussen de VVV en de Starbucks lig ik met een paar “collega’s (om ze maar even zo te noemen). Half onderuit gezakt zoek ik sinds aankomst een fijne positie om te liggen, met de spullen die ik nog had, veilig onder een arm. Niet dat ik nou echt wat had waar men geïnteresseerd in zou kunnen zijn. Sterker nog, men liep zonder een blik te werpen met een grote boog om me heen. Ik begrijp het ook wel; ik gebruikte veel drugs en dat was aan me te zien. Ik zag er onverzorgd uit, droeg ongewassen kleding, kon niet meer lachen en ik was paranoïde en verward. Fantaserend over een warm bed, zie ik de heren van de NS nog voorbij lopen, ondanks dat zij de enige waren die me wilden aanspreken, hoor ik ‘goedenavond’ en val ik in slaap………………………………………………………….
“Mijn naam is Giovanni, en toen ik in 1999 geboren werd kwam ik als een verassing. Niet geheel natuurlijk, maar ook niet gepland. Het gezin waarin ik ter wereld kwam bestond uit mijn vader, mijn moeder en mijn zus. Door de meesten wordt het als onwaarschijnlijk gezien, maar ik herinner me tot op de dag van vandaag hoe dat huis eruit ziet, terwijl ik er slechts de eerste twee jaar van mijn leven woonde. Er hing een sfeer die als “grauw” te beschrijven valt. Vaak was het donker en onopgeruimd. Zodra mijn zus naar school was en mijn moeder naar haar werk, zat het vol met vrienden van mijn vader. Althans, gebruikersvrienden. Het was uiterst onveilig, stonk naar de drugs en de drugszakjes lagen door het hele huis heen. Zonder dat er iemand naar me omkeek vraag ik mijn vader “Papa, papa, mag ik wat te drinken?”. In eerste instantie was dat te veel gevraagd, huilen deed ik niet, want dat was een enkele ticket naar een bad gevuld met koud water. Na wat aandringen wil papa eindelijk wat te drinken voor me pakken. Ondanks mijn koemelkallergie (lactose intolerantie) krijg ik een aangebroken pakje melk, die vast ook nog eens over de datum was. Ik kijk omhoog en zeg tegen papa dat ik het niet mag hebben. Hij weet dit maar wordt boos. Je moest toch wat te drinken ?! Drink dan! DRINKEN! Maar papa, ik mag dit niet.. DRINKEN!! Met moeite houd ik de tranen in en probeer ik er onderuit te komen. Ik was bang en papa weet dat dit niet mag van de dokter. Met de angst voor wat er gebeuren gaat als ik het niet doe drink ik met tegenzin het pakje leeg. Papa gaat terug naar zijn vrienden, en ik, ik verstop me naast de koelkast, bang dat iemand mijn tranen zou zien. “
‘Meneer? Meneer?! Meneer?!!!” Langzaam open ik mijn ogen, zie nog steeds dezelfde heren van de NS. Ik besef dat ik net knock-out ging door de Xanax en dat we misschien 30 seconden verder zijn. ‘Meneer, u kunt hier niet liggen of slapen, u mag hier wel blijven zitten maar de ogen graag openhouden.” Met tegenzin bedank ik ze. Zij slapen nu ook niet maar als hun nachtdienst er opzit kunnen ze lekker terug naar huis, naar een warm bedje spookt het door mijn hoofd. Ik was inmiddels twee weken dakloos en sliep op en af bij mensen, maar vaker op straat. Ik moest de volgende ochtend voor de zoveelste keer om 08:30 ongedouched en in ongewassen kleding, zonder goede nachtrust weer op het Gemeentehuis verschijnen bij het Jongerenloket om vervolgens te horen dat de nachtopvang geen plek heeft en ik de volgende dag terug kan komen. Dan de stad induiken op zoek naar een paaltje waar water uit komt om wat te drinken, op zoek naar manieren om geld te krijgen zodat ik drugs kon scoren en daarna (ontbijt en lunch stond niet in mijn woordenboek) de hele dag rondlopen en op bankjes zitten. Wachten tot de volgende dag.”
Er komt weer een frisse wind door het station en door mijn lage weerstand voelt het nog frisser. Ik ga weer bijna knock-out maar probeer wakker te blijven. Mijn gedachte gaat naar toen ik in 2016 in Harreveld zat (een gesloten jeugdinrichting). Daar vertelde mijn mentor wel eens dat verslaafden het altijd koud hebben. Terugblikkend op een moeilijke tijd daar besef ik wat ik nu twee jaar later op dit punt allemaal verloren heb. Alweer, maar nog veel meer dan toen. Het begon allemaal zo: in 2015 heb ik na 13 jaar weer het contact met mijn vader hersteld, wat niet goed is uitgepakt. Averechts zelfs. Die tijd was ik erg kwetsbaar en zijn er dingen gebeurd waar ik inhoudelijk liever niet op in ga. Door mijn moeilijke jeugd en dat tezamen heb ik een Post Traumatische Stress Stoornis opgelopen en werd mijn minimale drugsgebruik wat ik vanaf mijn 14e deed, gemaximaliseerd. De flashbacks maakten me angstig, paranoia, depressief, agressief. Een wandelende tijdbom ben ik, die steeds opnieuw oplaadt en elk moment kan ontploffen. Ik zag het blowen als een soort zelfmedicatie. Ook dit werkte al vrij snel averechts en mijn problemen (lees: gedragsproblemen) werden alsmaar groter en groter. Ik ben toen een tijdje naar een jeugdcrisisopvang gegaan, waar ik na vier weken weer weg mocht. Het zou weer “goed met me gaan”. Na nog enkele weken thuis kwam op 30 december 2015 een Crisis interventieteam thuis langs om te kijken of ik niet psychotisch was. Dat bleek niet zo te zijn dus vertrokken zij weer. Dan 31 december 2015. Het is geen typische oudejaarsdag, ik word rond half 1 wakker en er hangt een nog ongekende sfeer in huis. Mijn moeder vraagt wat ik vanavond te eten wil. “Doe maar Turkse Pizza of zo, knakworstjes. Wel die van Unox graag.” Ze gaat met mijn beide jongere halfbroertjes de deur uit naar de supermarkt.
Ze zijn net de deur uit en mijn stiefvader komt binnen. “Giovanni, er is bezoek voor je” Bezoek? Op dat moment komen er ongeveer acht politieagenten naar binnen en zie ik de busjes twintig meter verderop staan. Achter de eerste vier agenten staat een vrouw die zichzelf voorstelt als medewerker van de raad voor de kinderbescherming. “Jij bent Giovanni?” Achterdochtig zeg ik: “Ja mevrouw”. De rechter heeft vanmorgen bepaald dat je naar een gesloten jeugdinstelling gaat. Je kunt samen met de agenten kleding pakken voor de komende vier weken en daarna zien we wel verder. Ik pak mijn spullen, word voor en achteraf meerdere malen gefouilleerd en word naar het politiebusje begeleid. “Eerst naar het bureau en dan komt het vervoer je ophalen.” Alsof ik enig idee had wat ze bedoelde.” Ik zat in het busje en tussen alle verwardheid door, doemde er een heldere vraag in me op: Wat ga ik vanavond eigenlijk eten? Vier weken werden dertien maanden, dus toen ik later de gesloten inrichting verliet, had ik nog geen enkel knakworstje gegeten.
Ik schrik wakker. Het is kwart over 6 in de ochtend. Dadelijk zal ik waarschijnlijk niks eten. Ik check snel mijn spullen, lig nog steeds op hetzelfde bankje en vraag mezelf af waarom de NS medewerkers me hebben laten liggen. Snel voel ik de constante strijd waarin ik leef, moet ik nou echt weer naar dat jongerenloket waarvan we het antwoord inmiddels al weten? Moet ik echt weer de hele dag alleen zijn? De hele dag buiten rondzwerven om het morgen weer te doen? Suïcidale gedachten spoken steeds meer door mijn hoofd, nog ontwetend over wat er later die dag zou gebeuren.
Het ging zoals altijd, maar vandaag verliet ik het jongerenloket pas om half 3. Ik moest wachten en kreeg later te horen dat ik de volgende dag terug moet komen. Ik stap naar buiten en sta voor de deur nog even stil. Er komt een Noord-Afrikaans uitziende man naar me toe, een beetje gangster-achtig type met nog 2 donkere getinte mannen. Terwijl de Marokkaanse man zijn zonnebril afdoet kijkt die me doordringend aan (was vast de achterdocht) en stelt meerdere vragen. “Hoe heet je? Waar kom je vandaan? Gebruik je? Waar slaap je? Nachtopvang?” Achterdochtig beantwoord ik de vragen maar langzaam begint het helder te worden.
“Mijn naam is Mo, ik werk voor een behandelcentrum voor verslaafden jongeren, we kunnen je tijdelijk onderdak aanbieden maar er staan 2 dingen tegenover. Je mag niet gebruiken en agressie wordt niet getolereerd.” Ik stem in om naar een afkick kliniek te gaan en hij vraagt me mee naar binnen te gaan bij het Jongerenloket. “Ik wil graag iemand spreken, deze jongen staat al weken op straat en er is niemand wie wat doet.” ‘Op dit moment is iedereen in gesprek meneer, u kunt een afspraak..’ Voordat de receptionist is uitgesproken loopt hij naar de eerste de beste spreekkamer, onderbreekt het gesprek, gaat zitten en roept mij erbij. Enkele dagen verbleef ik in de afkickkliniek.
Na 7 weken in de afkickkliniek werd mijn detox vervroegd gestopt. Ik gebruikte benzodiazepinen, die ik moest afbouwen met benzodiazepinen op recept. Dat was nog niet helemaal afgerond maar in een keer stoppen zou te gevaarlijk zijn dus gaf de arts alles mee, inclusief drie recepten. Dezelfde dag dat mijn interne behandeling stopte werd er verblijf in een nachtopvang geregeld. Tot mijn grote verbazing waren er maar enkele bedden bezet, en was er in mijn ogen al die tijd genoeg plek. Twee maanden daarna ben ik begeleid gaan wonen, waarna ik zelfstandig, tegen advies van de arts in, met alles qua drugs en medicatie (inclusief drank) ben gestopt. Hoewel dit voor onmogelijk werd gezien veranderde ook nog eens mijn persoonlijkheid, mijn doel, mijn visie. Vechten tegen mijn verslaving was misschien wel het moeilijkste van alles. Maandenlang heb ik last gehad van afkickverschijnselen zoals braken, (op de raarste momenten) zweten, stevige hoofdpijn, stemmingswisselingen, maagkrampen etc, etc. Dat was niet eens het lastigste, het lastigste was de strijd met mezelf. Voor mijn gevoel heb ik jarenlang in een strijd geleefd met mezelf, durfde ik mezelf niet meer te zijn wat naar zelfdestructief gedrag heeft geleid. Toch raad ik het iedereen aan om wel die strijd aan te gaan, de energie die je er voor terug krijgt als je slaagt is geweldig.
“Het is inmiddels oktober 2019, er hangt een normale sfeer op Rotterdam Centraal Station en ik speel Moonlight Sonata 3rd Movement van Beethoven op de stations piano. Terwijl ik piano speel komen er mensen om me heen staan, ze beginnen met filmen en luisteren aandachtig wat ik speel. Terwijl ik piano speel dwalen mijn gedachten langzaam weg.
Mijn gedachten leiden me naar elf maanden geleden, waar ik in Maaszicht de keuze maakte te stoppen met het drugsgebruik, en de keuze maakte mezelf piano te leren spelen. Na een maandje pingelen begon het ergens naar te klinken, na 3 maanden veel oefenen deed ik mijn eerste mini-optreden en daar ben ik benaderd en gescout voor een talentenjacht. Van de 20 deelnemers mocht ik de gelukkige winnaar zijn. Wat een powerboost, iedereen klapte, fotografen wilde foto’s en ik stond in het middelpunt van belangstelling. Nog geen jaar geleden liep men in een grote boog om me heen en nu kunnen ze niet van me afblijven. Dat gevoel, is onbeschrijfelijk, het smaakt naar meer.
Werkend aan de toekomst met de terugkerende gedachte dat ik bekend word en de puzzel bijna compleet is, nader ik het einde van het nummer. Zodra ik stop met spelen geeft men me een groot applaus wat me weer naar het nu haalt en motiveert om alle levenslessen die ik heb ervaren, inclusief de talenten en passies die ik heb, te delen met de mensen op een juiste manier. Want ondanks dat men destijds in een grote boog om me heen liep, geloof ik nog steeds in de mensheid. En in mezelf.
Vanaf de stationspiano kan ik de zwarte stalen bank zien…..van liggen naar zitten naar opstaan…………………..”