Interview met Giovanni Franken

Giovanni Franken: géén JANKVERHAAL!

 

Giovanni groeit op in de Milinxbuurt. Huiselijk geweld. Een alcoholistische vader. Matpartijen in de buurt. Giovanni vertelt erover, maar wil één ding voorkomen: “Ik wil absoluut geen jankverhaal. Ik ben geen slachtoffer, maar mijn ouders dankbaar. Door hen ben ik geworden wie ik ben en zij hebben gedaan wat ze konden om mij op te voeden.” Daarom vandaag geen jankverhaal over Giovanni, maar wel een openhartig gesprek met Andreas Bouman.

 

Giovanni, uit wat voor gezin kwam je?

G: Uit een Arubaans arbeidersgezin, we woonden in de Milinxbuurt. Mijn ouders kwamen uit het toen straatarme Aruba, op zoek naar een beter leven. Mijn vader werkte in de haven, hij sjouwde dingen. Mijn moeder was huisvrouw. De rolverdeling was traditioneel: in huis was mijn vader de baas.

Was je gelukkig als kind?

G: Had je dit op 20-jarige leeftijd gevraagd, dan had ik gezegd: “Nee. Ik heb een rotjeugd gehad. Met geweld en een vader die mij en mijn moeder sloeg.” Op mijn 20ste was ik vooral boos.

En dat beeld veranderde?

G: Jazeker, al duurde dat wel even. Rond mijn 40ste besloot ik: ik wil een betere kwaliteit van leven. Gelukkiger zijn. Om dat te bereiken moest ik dealen met mijn jeugd. Waarom deden mijn ouders wat ze hebben gedaan? Hun achtergrond was niet best. Ik kreeg het inzicht dat zij hun best hebben gedaan en ook niet de juiste tools hadden om mij een zorgeloze opvoeding te geven.

Dus alles is vergeven en vergeten?

G: Vergeven absoluut, 100%. Ik ben mijn moeder dankbaar dat ze voor mij gezorgd heeft en achter mijn vader bleef staan, ondanks dat hij vaak een klojo was. Mijn moeder verdient complimenten, want ze heeft echt gedaan wat ze kon om er het beste van te maken.

En je vader?

G: Ook hem heb ik vergeven. Ik heb nu een betere band met hem dan ooit. We praten. We zien elkaar. Dat is weleens anders geweest, daar ben ik dankbaar voor. Ik weet nu dat hij ook niets anders gewend was, zijn jeugd in Aruba was ook geen pretje.

En maakt dat inzicht alles goed?

G: Nee, man. Dat niet. Je kunt iemand vergeven, maar je lichaam vergeet de emotionele en fysieke pijn niet. Ik heb een lichamelijke reactie als ik mijn vader zie en dat is niet per se iets positief.

Maar je voelt je geen slachtoffer?

G: Absoluut niet. Ik wil geen jankverhaal. Van: “Oh kijk eens hoe slecht ik het had en kijk waar ik nu sta.” Daar hou ik niet van, want zonder mijn jeugd was ik misschien nooit zo gemotiveerd geweest om het te maken als voetballer en nu als trainer. En daarbij: ik ben in gebieden geweest waar mensen het echt slecht hebben, Haïti, Honduras, Zimbabwe. Dat is de echte jungle. Daar moeten mensen echt overleven en worden kinderen letterlijk in een vieze goot geboren. De Milinxbuurt is daarbij vergeleken pure luxe.

Dus alles is relatief?

G: Absoluut. We hebben het hier in Nederland over het algemeen goed. Emotionele pijn, heeft vaak te maken met de perceptie van pijn, over hoe we iets waarnemen. Als ik nu op mijn 42ste mij triest voel over iets wat op mijn 8ste is gebeurd, dan is dat een perceptie. Ik heb nu een goed leven en ben gelukkig. Ik heb 2 gezonde kinderen, een huis, vrouw, een baan. Mijn blik, mijn perceptie, bepaalt of ik mij dankbaar voel of verdrietig, die keuze maak ik zelf. En ik kies met mijn volle verstand en overtuiging voor dankbaarheid naar mijn ouders toe.

Mooie woorden, Giovanni.

Waren je ouders trots op je dat je talent had voor voetbal?

G: Nee, dankzij de vader van mijn buurjongen, Arjan de Jong, ging ik op voetbal. Hij zag dat ik talent had als we op straat voetbalden. Ik ben die buurman nog steeds dankbaar dat ik via hem op een echte club kwam.

En toen werd je talent duidelijk?

G: Ja, op mijn 10de of 11de was het wel duidelijk en werd ik door de KNVB geselecteerd voor het regionale team van Zuid-Holland. Daarna kon ik naar Feyenoord. Dan kun je wel wat.

En toen kwam je vader wel kijken?

G: Kijken? Hij is wel gek van voetbal. Maar hij zoop zich ook altijd te pletter in de kantine. Als hij zich weer eens misdroeg, moest ik een taxi bellen. Of ik moest hem zelf naar huis brengen, terwijl ik natuurlijk geen enkele rijervaring had.

En dat ging goed?

G lachend: Ja, ik weet nog steeds niet hoe. Achteraf gezien natuurlijk levensgevaarlijk, maar ik schaamde mij ook wel als ik mij achteraf moest verantwoorden voor de misdragingen van mijn vader.

Want dat gebeurde?

G: Ja, uiteraard met alle goede bedoelingen, maar ik kon daar als puber helemaal niet mee omgaan. Mijn trainer Stuivenberg vroeg bijvoorbeeld: “Hoe gaat het nu met je?” Ik wilde die bezorgdheid helemaal niet, dan werd ik opstandig van. Dan zei ik dat ik geen therapeut wilde, maar een voetbaltrainer.

Waren voetbal en thuis 2 werelden?

G: Zeker, 2 totaal verschillende werelden. Maar school was natuurlijk ook weer een compleet andere wereld. Ik zat als enige op het gymnasium, daar zaten allemaal blanke, rijkekinderen en hun ouders waren totaal anders dan die van mij. Ik zag daar in de achtertuin wel 3 voetballen liggen en als er 1 lek ging, dan haalde zo’n vader dezelfde week nog een nieuwe. Dat was bij ons thuis ondenkbaar. Ik had een afgeragde bal en daar was ik zuinig op.

Het gymnasium en de Milinxbuurt, dat lijkt mij een groot contrast?

G: Zeker, maar ook leerzaam. Je krijgt er mensenkennis van, levenswijsheid. Je ziet allerlei verschillende perspectieven. Je leert dat iedereen handelt vanuit zijn eigen achtergrond, handelt binnen zijn eigen mogelijkheden. Als je dat ziet, dan kun je ook beter met verschillende mensen omgaan.

Wat leerde je bijvoorbeeld van je Hollandse buurtgenoten?

G: Bij mijn buurjongen leerde ik dat niet alle ouders zo streng waren en at ik voor het eerst van mijn leven stamppot.

En dat was lekker?

G: Nou, de buurjongen vond van niet. Ik kon mijn ogen niet geloven, maar hij klaagde over het eten tegen zijn moeder. Hij kreeg in plaats van stamppot gewoon een pot chocopasta met brood voorgeschoteld. Naïef als ik was probeerde ik dat de volgende dag thuis ook.

Ik neem aan dat je vader dat niet leuk vond?

G lachend: Haha, nee, ik moest rennen voor mijn leven! Hoezo wil jij geen kip met rijst?! Ik was intelligent, analytisch ook als kind. Mijn vader noemde dat bijdehand. Maar in sommige opzichten was ik ook wel naïef, want natuurlijk zouden mijn Arubaanse ouders het nooit goedvinden als ik het eten niet zou opeten en een grote mond opzette tegenover mij moeder.

Antilliaanse ouders zijn streng, toch?

G: Zeker. Je kijkt ouderen niet aan als je tegen ze spreekt, als teken van respect. Je luistert naar je ouders, de vader is de baas. Zo hadden mijn ouders dat weer van hun ouders meegekregen.

Had je het in de buurt naar je zin?

De saamhorigheid was fantastisch. Niemand had wat, maar je deelde alles en daarom was er bijvoorbeeld altijd barbecue als het goed weer was. Die saamhorigheid vind je niet in nettere buurten.

Maar het was niet alle dagen feest, toch?

Absoluut niet. In de buurt had iedere etnische groep zijn eigen stuk. Hollandse tokkies, Marokkanen, Turken, ieder stuk had zijn eigen inwoners. Op een dag kreeg ik een blauwe BMX, ik was dolblij. Ik reed de verkeerde buurt in, werd omsingeld en heb wonder boven wonder kunnen ontsnappen, en reed pijlsnel naar huis.

En je vader was blij je te zien?

G lachend: Nee, helemaal niet. Hij zei: “Waarom lok je die jongens nu naar huis, nu weten ze je waar je woont. Wegwezen!” Uiteindelijk rende ik weer weg naar buiten waar de jongens mij achterna kwamen. Gelukkig kon ik hard rennen. Maar ik voelde mij ook dom. Ik kon dan wel goed leren en sporten, maar dat betekende niet dat al mijn acties handig waren.

Je vertelt kalm en zonder wrok je verhaal. Hoe komt dat?

G: Wat ik eerder zei: mijn jeugd heeft mij sterker gemaakt. Wijzer. Het heeft mij gemotiveerd wat van mijn leven te maken. En ik heb geleerd dat de meeste mensen doen wat in hun vermogen liggen. Klinkt misschien bijna boeddhistisch, maar aan dat inzicht heb ik veel gehad.

Ook in je huidige werk als voetbaltrainer?

G: Zeker. Ik begrijp de jongens die uit een achterstandswijk komen, want zo’n jongen ben ik zelf ook. Maar ik snap ook de jongens die met een gestapeld tasje naar de training komen.

Een gestapeld tasje? Dat moet je mij even uitleggen.

G: Schone onderbroek, hemd, handdoek. Aan de zijkant een gevulde bidon, wat lekkers erbij. Kortom: jongens voor wie alles geregeld is en uit een heel ander milieu komen. Ook die begrijp ik, want dat waren mijn klasgenoten op het gymnasium. Bij ADO hebben we een mooie afspiegeling van de maatschappij en ik begrijp ze allemaal.

Heb je nog een boodschap voor mensen die het moeilijk hebben?

G: Het leven is de beste leerschool. Van het leven leer je het meest, de beste confrontaties zijn de confrontaties met jezelf. Als je die wint, dan kun je alles aan. Blijf rustig, het leven is een lange rit en ga de confrontatie met jezelf aan, want dat is het waard.

Ik vond het een inspirerend gesprek en wens je alle goeds, Giovanni.

G: Heel graag gedaan en ik wens jou en Stichting Everyday People het beste. Normaal ben ik niet zo openhartig, maar als dit anderen motiveert, dan vertel ik het graag.

Nogmaals dank daarvoor, wordt absoluut gewaardeerd!

G: Jullie bedankt!

 

Shopping cart0
There are no products in the cart!
Continue shopping